Andere invasieve exoten
8.1 Invasieve exoten
De tijgermug is een zogeheten “invasieve exoot”. Invasieve exoten zijn soorten planten, dieren en micro-organismen die van oorsprong in andere delen van de wereld voorkomen, maar die door menselijk handelen in nieuwe gebieden terechtkomen waar ze zich vestigen en verspreiden en schade aanrichten.
Vaak worden de soorten - opzettelijk of onopzettelijk - geïmporteerd via verkeer en vervoer. Soms komen ze in nieuwe leefgebieden terecht doordat mensen de aanwezige natuurlijke barrières wegnemen. Een voorbeeld is het graven van het kanaal tussen de Rijn en de Donau, waardoor allerlei waterorganismen vanuit het stroomgebied van de Donau in de Rijn terecht zijn gekomen, en daar nu schade aanrichten, onder meer aan de oorspronkelijke flora en fauna.
8.2 Biological globalisation en internationale handleiding

Een goed boek voor wie inzicht wil krijgen in allerlei facetten van invasieve exoten is het in 2007 uitgebrachte boek
Biological globalisation - bio-invasions and their impacts on nature, the economy and public health, geschreven door de biologen Wouter van der Weijden en Rob Leewis en medisch epidemioloog Pieter Bol. Dit rijk geïllustreerde boek is ook voor een relatieve leek goed toegankelijk, mede door de heldere opbouw en de rijkdom aan levendig beschreven casussen.

Op deze website ligt de nadruk op gezondheidsbedreigende exoten, die zich op moment nog hooguit plaatselijk in Nederland gevestigd hebben. Bij deze invasieve exoten is het nog mogelijk om onomkeerbare schadelijke effecten te voorkomen, mits de overheid bereid is om gerichte en afdwingbare maatregelen te treffen in de sfeer van preventie en bestrijding.
In Nederland is sprake van grote en groeiende internationale stromen van mensen, dieren, planten en goederen. Denk maar aan de haven van Rotterdam, het vliegveld Schiphol en de bloemenveiling in Aalsmeer. De dreiging van de invoer van invasieve exoten is dus juist in ons land reëel.
In veel landen die in een vergelijkbare situatie verkeren, zijn invasieve exoten een onderwerp waar al vele jaren serieus mee omgegaan wordt. Al in 2000 is er in het kader van het
Global Invasive Species Programme door een team van internationale deskundigen een handleiding (
toolkit) ontwikkeld voor nationale overheden teneinde snel en effectief te kunnen reageren op dreigende invasies. Deze gedegen handleiding geeft stap voor stap aan wat overheden zouden kunnen doen om (dreigende) invasies van invasieve soorten aan te pakken. De handleiding van ruim 200 pagina’s is geheel gratis te
downloaden.
8.3 Nederlandse aanpak: Beleidsnota en Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten
De aanpak die door de Nederlandse overheid is gevolgd bij de tijgermug (en overigens ook bij andere gezondheidsbedreigende invasieve exoten - zie verderop), wijkt op tal van essentiële punten af van de internationale handleiding. Misschien was dit document niet eens bij de beleidsmakers bekend.

In Nederland is de aandacht van oudsher gericht geweest op het beschermen van de landbouwsector tegen invasieve exoten, om schade aan landbouwgewassen en vee te voorkomen. Een voorbeeld is de coloradokever, die aardappelplanten aantast. Bescherming van de gezondheid van onze eigen bevolking tegen invasieve exoten staat in Nederland eigenlijk nog maar in de kinderschoenen.
Pas in het najaar van 2007 verscheen voor het eerst een beleidsnota over invasieve exoten. Hoewel de nota ook enige aandacht besteedt aan risico’s voor de gezondheid, is het beleid primair gericht op bescherming van de natuur. Soorten die naar mening van het ministerie van LNV geen bedreiging opleveren voor de natuur, vallen niet onder dit beleid.
In de nota verwacht men veel van een nieuw op te richten orgaan: het Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten (COIE). Dat zou per 1 januari 2009 aan de slag moeten gaan.
Inmiddels is duidelijk dat deze onafhankelijke commissie van deskundigen er niet komt, want het instellen van een nieuw adviesorgaan paste niet in het beleid van de regering om het aantal adviesorganen juist te verminderen. In plaats van het COIE gaan 2 tot 3 medewerkers van de Plantenziektenkundige Dienst zich buigen over de risico's en aanpak van invasieve exoten die mogelijk schade opleveren voor de natuur. Voor zover zij dat voor de uitvoering van het onderzoek nodig achten, raadplegen ze met deskundigen voordat ze de resultaten aan de minister van LNV voorleggen.
Voor Beleidsnota invasieve exoten: klik op
http://parlando.sdu.nl/cgi/login/anonymous, klik op Zoek uitgebreid en vul bij Nummer en volgnummer in: 26407 en 27.
Commentaar

Wat betreft de maatregelen die de Nederlandse overheid wil gaan nemen bij een (dreigende) invasie, is de nota ronduit zwak. Het lijkt er sterk op dat de overheid voor alle kritische situaties streeft naar afspraken met de betreffende branche, in plaats van gebruik te maken van wettelijke bevoegdheden om op te treden.
De gang van zaken rond de tijgermug stemt niet hoopvol. Convenanten kunnen nooit bindend zijn voor nieuwe spelers in het veld, zoals nieuwe importeurs van invasieve exoten of nieuwe importeurs van producten, waarmee invasieve exoten meeliften.
Als in het convenant bovendien is bepaald dat naleving ervan niet in rechte afdwingbaar is, gaan ook de ondertekenaars vrijuit als zij de afspraken niet naleven.

Opmerkelijk is dat bij de wetten die in de nota genoemd worden de Warenwet geheel ontbreekt. Toch is dat de meest voor de hand liggende wet voor de aanpak van zowel invasieve exoten die zelf als ‘waren’ worden aangemerkt alsook de ‘waren-met-verstekelingen’ (zoals de Lucky bamboo met tijgermuggen).
Het ministerie van LNV is eerstverantwoordelijk voor beleid rond invasieve exoten. Maar de tijgermug is nog steeds de verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS, omdat deze exoot volgens het ministerie van LNV geen bedrieiging oplevert voor landbouw, veeteelt of natuur.
8.4 Rode vuurmier
Dat de communicatie over invasieve exoten tussen de departementen van LNV en VWS niet altijd optimaal is, blijkt uit het feit dat de openbaar gemaakte conceptversie van de nota van eind 2006 met geen woord rept over de tijgermug, ook niet bij de voorbeelden van gezondheidsbedreigende exoten.
Het dier dat op pagina 8 van dit concept - in plaats van de tijgermug – bij de voorbeelden onder het kopje ‘Volksgezondheid’ vermeld stond, was de vuurmier. Citaat:
“De van oorsprong Zuid-Amerikaanse vuurmier is recentelijk aangetroffen in een uit de Verenigde Staten afkomstige partij ficussen. Het is niet bekend of de soort zich inmiddels in Nederland heeft gevestigd. In de Verenigde Staten vormt de mier grote kolonies en vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Een beet van de vuurmier kan hevige allergische reacties tot gevolg hebben. Om de soort effectief te kunnen weren is goede monitoring en onmiddellijk ingrijpen bij vondsten van groot belang. “

Alhoewel er veel soorten vuurmieren bestaan, lijkt het uit de beschrijving te gaan om de rode vuurmier (de
red imported fire ant oftewel RIFA), met de Latijnse naam Solenopsis invicta. Als je op internet even wat informatie opzoekt over dit diertje, zoals op de (Engelstalige)
Wikipedia word je niet bepaald vrolijk.
Deze slechts 2 tot 6 millimeter grote roodbruine mier verdrijft niet alleen inheemse mierensoorten, maar is ook een bedreiging voor andere inheemse diersoorten. Zelfs vogels zijn niet veilig, want de mier is in staat om de schaal van eieren te openen. Ook jonge kalfjes, herten en andere zoogdieren die niet snel ter been zijn kunnen schade van vuurmieren ondervinden.

Ook is de vuurmier schadelijk voor landbouwgewassen.
Als iemand op het nest stapt, waar miljoenen vuurmieren in zitten, klimmen de mieren razendsnel langs de benen omhoog. Ze bijten zich vervolgens met hun krachtige kaken vast en brengen vervolgens een giftige en zeer pijnlijke steek toe, die leidt tot witte puisten of blaren. Als deze worden opengekrabd, kan dat tot secundaire ontstekingen leiden en tot onherstelbare verminkingen.

Sommige personen zijn zeer allergisch voor het gif, en kunnen bij de steek van een enkele vuurmier in een anafylactische shock komen, in coma raken en eventueel overlijden.
De rode vuurmier komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, maar heeft inmiddels al grote delen van de Verenigde Staten gekoloniseerd. Tot nu toe zijn daar meer dan 80 slachtoffers gevallen en de economische schade bedraagt naar schatting 6 miljard dollar per jaar. Evenals de tijgermug, staat de rode vuurmier op de lijst van
100 meest beruchte invasieve exoten van de natuurbeschermingsorganisatie IUCN.
Was de import van de rode vuurmier na de eerste vondsten in Nederland zo goed aangepakt dat deze soort niet meer vermeld hoefde te worden in de eindversie van de Beleidsnota invasieve exoten? Was het maar waar.
Uit telefonische navraag bij het ministerie van LNV blijkt dat er een andere reden was om het niet meer over de rode vuurmier te hebben. Men vond dat de beleidsnota niet te omvangrijk moest worden en dat één voorbeeld van een gezondheidsbedriegende exoot wel genoeg was. Er werd toen uiteindelijk voor de tijgermug gekozen in plaats van de vuurmier.
De contactpersoon van LNV meldde dat er aan de aanpak van de vuurmier tot op heden nog helemaal niets gedaan was. Het ministerie wachtte tot het – in oprichting zijnde – COIE de vuurmier op een gegeven moment op het werkprogramma zou zetten.
Om wat meer inzicht te verkrijgen in in de import en aanpak van vuurmieren in Nederland heeft de maker van deze site hierover vragen gesteld aan de overheid. De vragen zijn uiteindelijk door de Plantenziektenkundige Dienst beantwoord. Hieronder de vragen met de gegeven antwoorden.
a. Wanneer is deze diersoort voor het eerst in Nederland waargenomen? Met welk(e) product(en) wordt deze mier (in welke vorm dan ook) ingevoerd, en uit welk(e) land(en)?
Antwoord van de overheid:
De correcte Nederlandse naam voor de 'vuurmier' (fire ant) is brandmier. Voor zover bekend, werd een brandmier voor het eerst werd in Nederland gevonden in 1957: Solenopsis invicta en in 1966 werd de eerste interceptie (=vondst bij importinspectie) verricht: Solenopsis gayi op kinabast uit Peru.
De Plantenziektenkundige Dienst (PD) treft geregeld werksters van brandmiersoorten (sinds 2002 vooral Solenopsis geminata) aan in geïmporteerde zendingen planten en plantaardige producten. Ongetwijfeld liften brandmieren ook mee met andere importproducten en handbagage van reizigers.
Commentaar bij dit antwoord
De combinatie van
Solenopsis invicta met "brandmier" levert op Google geen enkele hit op; de combinatie met vuurmier geeft tientallen hits. Daarom hanteert de maker van deze site in navolging van velen de naam "vuurmier". Met "brandmier" worden bovendien soms ook andere dan Solenopsis-soorten bedoeld.
b. Zijn naar aanleiding van de vondst (in 2006, in ficussen afkomstige uit de Verenigde Staten) ook andere mogelijke invoerroutes geïnventariseerd, en tot welke conclusie heeft deze inventarisatie geleid?
Antwoord van de overheid:
Neen, voor zover bekend bij de PD heeft er geen nadere analyse van invoerroutes plaatsgevonden. Hierbij moet opgemerkt worden dat de brandmier in Nederland geen schade toebrengt aan landbouw, tuinbouw of natuur en hier dus voor de PD geen taak ligt.
Commentaar bij dit antwoord
Het is onbegrijpelijk de overheid stelt dat vuurmieren in Nederland geen schade zouden kunnen aanbrengen aan landbouw, tuinbouw en natuur, nu in onder andere de Verenigde Staten bewezen is dat dergelijke schade optreedt.
c. Welke maatregelen worden of zijn genomen om verdere invoer van deze diersoort te voorkomen? Wanneer is/wordt situatie bereikt dat er geen vuurmieren meer worden ingevoerd?
Antwoord van de overheid:
Voor zover bekend bij de PD: geen. Wel worden in de PD-instructie voor de importinspectie inspecteurs gewezen op de gezondheidsrisico's bij het aantreffen brandmieren in importzendingen.
d. Welke maatregelen worden of zijn genomen om geïntroduceerde populaties te bestrijden? Wanneer is/wordt situatie bereikt dat er alle geïntroduceerde populaties zijn uitgeroeid?
Antwoord van de overheid:
In Nederland wordt de bestrijding van brandmierpopulaties uitgevoerd door ongediertebestrijders. Brandmieren zitten in Nederland vrijwel uitsluitend in en rond huizen en andere gebouwen, waar ze voor overlast kunnen zorgen.
Commentaar op de aanpak
Commentaar op de aanpak van de rode vuurmier is te vinden in de
conclusies.
Wob-verzoek
Naar aanleiding van de verontrustende antwoorden op zijn vragen, dient de maker van deze site in april 2008 bij het ministerie van LNV een verzoek in om toezending van alle documenten die betrekking hebben op de rode vuurmier. Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) zou de behandeling van zo'n verzoek maximaal 4 weken mogen duren, maar het ministerie trekt er 8 maanden voor uit. In december 2008 meldt het ministerie in een brief dat er weliswaar een aantal documenten over de rode vuurmier gevonden zijn, maar dat deze geheim worden gehouden.
Als reden wordt opgevoerd dat de documenten persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren zouden bevatten.
Als dat al zo zou zijn (wat betwijfeld moet worden), dan biedt de Wob de mogelijkheid om de documenten te anonimiseren vóór openbaarmaking.
De ministerkiest er echter voor om de zaak geheim te houden. En dat terwijl haar ministerie burgers oproept om vondsten van invasieve exoten ten melden. (zie www.minlnv.nl)
8.5 Ambrosia: de hooikoortsplant

Ambrosia ofwel alsemambrosia (Latijnse naam
Ambrosia artemisiifolia) is een invasieve plant die van oorsprong uit Noord-Amerika komt en 20 tot 150 cm groot kan worden. De alsemambrosia is een eenjarige plant waarvan de stengels behaard, vertakt, kantig, vaak roodachtig en aan de voet licht verhout zijn.
Elke ambrosiaplant produceert naar schatting 1 miljard pollen, die extreem allergeen zijn. Naar schatting 10 tot 15% van de bevolking is gevoelig voor de pollen van ambrosia, die daarom ook wel “de hooikoortsplant” wordt genoemd.
De plant bloeit bovendien laat, wat betekent dat – zeker als de

plant zich over het land zou verspreiden - het hooikoortsseizoen voor steeds meer mensen met twee maanden verlengd wordt.
De plant scheidt de stof coronopiline uit, die de groei van andere planten in de omgeving van ambrosia belemmert. Ambrosia concurreert op deze wijze met inheemse planten en kan ook als onkruid gaan optreden in teelten zoals suikerbiet, maïs en diverse granen.
De plant wordt sinds 2004 steeds vaker gezien, wat mogelijk verband houdt met de warmer wordende zomers. Meer informatie, onder meer over de verspreiding van de plant in Nederland, is te vinden op de
Natuurkalender. Kortom: er lijken genoeg redenen te zijn om de plant systematisch te bestrijden en de verdere verspreiding (onder meer via de import van vogelzaad) te voorkomen.
Vragen van de Tweede Kamer

Drie dagen na een reportage over ambrosia in Vroege vogels van 19 augustus 2007 stelde de Partij voor de Dieren een serie kritische vragen aan de minister van LNV. Deze minister gaf namens de minister van VWS op 6 november 2007 antwoord. Voor de vragen met antwoorden: klik op
http://parlando.sdu.nl/cgi/login/anonymous,
klik op Zoek uitgebreid en vul bij Vrije trefwoorden in: kvr29943.
Op de vraag (nummer 4) waar de verspreiding van ambrosia het gevolg van is, luidde het antwoord:
De bron van introductie van deze uitheemse plantensoort is vaak vogelzaad.
Vervolgens wordt in de sfeer van aanpak en maatregelen alleen op deze invoerroute ingegaan.
Op de vraag (nummer 7) naar de voornemens om een algemeen verbod uit te vaardigen op ambrosia in vogelvoer dat in Nederland verhandeld wordt, gaf de minister het volgende antwoord:
Ik ga ervan uit dat het niet nodig zal zijn om een verbod uit te vaardigen op ambrosia in vogelvoer, omdat ik ervan uitga dat de vogelvoerleveranciers graag meewerken aan het voorkomen van gezondheidsrisico’s. Als het niet lukt om op basis van vrijwilligheid afspraken met het bedrijfsleven te maken, kunnen we een verbod overwegen.
Op de vraag (nummer 12) of en hoe de overheid de reeds uitgezaaide planten gaat verwijderen werd als antwoord gegeven:
De overheid gaat grondeigenaren en beheerders stimuleren ambrosiaplanten te verwijderen. Aanwijzingen hiervoor zullen geplaatst worden op het LNV-loket.
Vragen van de maker van deze site
In april 2008 heeft de maker van deze website een viertal vragen over ambrosia aan het ministerie van LNV voorgelegd, waarop hij in augustus 2008 onderstaande antwoorden ontving:
a. Wanneer is plantensoort voor het eerst in Nederland waargenomen? Met welk(e) product(en) wordt deze plant (in welke vorm dan ook) ingevoerd, en uit welk(e) land(en)?
Antwoord van de overheid
a) Ambrosia artimissifolia is voor het eerst in 1875 in Nederland waargenomen.
Uit ons onderzoek blijkt dat het voorkomt in grondstoffen van vogelvoer en in raapzaad voor olieproductie uit Hongarije, Frankrijk en Uruguay.
Dit sluit niet uit dat het ook met vergelijkbare producten uit andere landen waar Ambrosia voorkomt mee kan komen.
b. Zijn naar aanleiding van de vondst ook andere mogelijke invoerroutes geïnventariseerd, en tot welke conclusie heeft deze inventarisatie geleid?
Antwoord van de overheid
b) Het vermoeden bestaat dat Ambrosia ook met zaadmengseld voor wegbermen etc mee zou kunnen komen. Dit gaat de PD nu onderzoeken.
c. Welke maatregelen worden of zijn genomen om verdere invoer van deze plantensoort te voorkomen? Wanneer is/wordt situatie bereikt dat er geen ambrosia meer wordt ingevoerd?
Antwoord van de overheid
c)Tot nu toe zijn er geen maatregelen genomen. Momenteel vindt overleg tussen het bedrijfsleven en DN plaats om te bewerkstelligen dat vogelvoer dat in de handel komt vrij is van Ambrosiazaad.
Waarschijnlijk leidt dit overleg op korte termijn tot resultaat. Uit dit overleg kan naar voren komen dat mogelijk nog aanvullende acties gewenst zijn.
Vogelvoer is een bekende en waarschijnlijk de belangrijkste weg voor de introductie van Ambrosia. Zoals boven beschreven wordt gestart met onderzoek naar wegbermmengsels. Mogelijk dat dit aanleiding is om ook hiervoor aanvullende acties te ondernemen.
d. Welke maatregelen worden of zijn genomen om geïntroduceerde populaties op te sporen en te bestrijden? Wanneer is/wordt situatie bereikt dat er alle geïntroduceerde populaties zijn uitgeroeid?
Antwoord van de overheid
d) Er is geen actief nationaal opsporingsbeleid voor geïntroduceerde populaties. Vondsten worden gemeld aan de "Natuurkalender". Via de kanalen van de PD, website en nieuwsbrief plantenziekten en plagen in het openbaar groen en de Natuurkalender wordt aandacht besteed aan opsporen en bestrijding. Ook in de media is het afgelopen jaar hier veel aandacht aan besteed.
De vraag wanneer de situatie bereikt wordt dat alle geintroduceerde populaties zijn uitgeroeid is niet te beantwoorden. Het antwoord is sterk gekoppeld aan de mogelijkheden van populaties om zich te handhaven onder onze klimatologische/ecologische omstandigheden. Nog niet gevestigde populaties (nog geen zaadproductie) zijn via intensief beheer goed aan te pakken. De inzet wordt nu gericht op preventie om het risico voor het vestigen van populaties zo klein mogelijk te maken.
Commentaar
Commentaar op de aanpak van ambrosia en de gegeven antwoorden is te vinden in de
conclusies.
Filmpje
In september 2008 heeft het ministerie van LNV een drietal filmpjes over invasieve exoten op haar website gezet. Een filmpje gaat over “de ribkwal” (een ongelukkige aanduiding, omdat die een groot aantal (ook inheemse!) soorten omvat), een ander filmpje heeft de grote waternavel als onderwerp en ook is er een
filmpje over ambrosia gemaakt.
Na een korte algemene inleiding over invasieve exoten, wordt in het filmpje ingegaan op de schadelijke effecten en de aanpak van de invoer via vogelvoer. Aan het eind wordt de kijker opgeroepen de planten uit te trekken.
Commentaar
Op zich is het maken van een filmpje een goed initiatief van de overheid, maar de uitwerking schiet op een aantal punten tekort.
Allereerst is onduidelijk is welke boodschap de overheid met dit filmpje wil overbrengen. Het zou voor de hand hebben gelegen om de kijker (burger) met een dergelijk filmpje bewust te maken van:
-de schadelijke effecten die invasieve exoten in het algemeen kunnen veroorzaken,
-de problemen die ambrosia voor de burger en zijn omgeving oplevert,
-wat de overheid daar aan doet
-en welke mogelijkheden de burger zelf heeft om iets aan het probleem te doen.
Vanuit dit perspectief zijn er een aantal belangrijke kansen gemist.
In het eerste stukje film met de algemene introductie over invasieve exoten (die bij alle drie de filmpjes gelijk is) wordt alleen gesproken over schade aan biodiversiteit. Vreemd, aangezien invasieve exoten ook aan andere belangen schade kunnen brengen. Schade aan gezondheid, welzijn, milieu, landbouw en economie zal veel burgers meer aanspreken dan schade aan biodiversiteit. Waarom wordt dat dan niet benoemd?
In het gedeelte over ambrosia gaat het vervolgens in het filmpje alleen over schade aan de landbouw. Er wordt in het filmpje met geen woord gerept over de effecten die de plant heeft op de volkgezondheid. En dat terwijl ambrosia niet voor niets wordt aangemerkt als "de hooikoortsplant"! Ook dit is weer een gemiste kans, want veel burgers zullen schade aan hun eigen gezondheid en dat van hun naasten belangrijker vinden dan schade aan de landbouw. Als ze bewust worden gemaakt van de effecten die hen rechtstreeks raken, zijn ze ook veel meer gemotiveerd om iets aan het probleem te doen.
Onbegrijpelijk is dat in het filmpje close-ups in beeld komen van voer voor volièrevogels (kanaries, parkieten en papegaaien) en dat vervolgens gesteld wordt dat deze vogels de zaden "in de vrije natuur" zouden uitpoepen. Dit terwijl het voer voor tuinvogels het grootste risico op uitzaaiing oplevert!
Volièrezaad kan wel in de natuur terechtkomen, maar niet via de volièrevogels. Soms wordt namelijk zand uit volières (met overgebleven zaadjes, onder andere ambrosia) neergestort op plekken waar stadskippen scharrelen. In de omgeving van deze voederplekken kunnen daardoor concentraties van ambrosiaplanten ontstaan.
Wat de overheid aan het probleem doet blijft in het filmpje behoorlijk vaag. De importeur die in het filmpje aan het woord is lijkt er zelf niet echt in te geloven dat de verontreiniging van vogelzaad met ambrosia kan worden voorkomen door contracten met leveranciers. Hij heeft het steeds over een "eerste drempel", maar wat de eventuele volgende drempels zullen zijn, blijft ongewis.
Aan het eind van het filmpje wordt aan de kijker gesuggereerd om ambrosiaplanten uit de grond te trekken en te vernietigen. Men verzuimt echter om aan de kijker goed uit te leggen hoe men de plant kan herkennen en hoe de plant te onderscheiden is van (inheemse) soorten. Daarmee blijft de - op zich goede suggestie - een loos gebaar. Het risico bestaat zelfs dat burgers door het filmpje nu alle (inheemse) planten gaan uit de grond gaan trekken die ook maar enigszins op de in beeld gebrachte ambrosiaplanten lijken!
Al met al moet ernstig worden betwijfeld of het geld dat de overheid aan dit filmpje heeft uitgegeven, wel goed besteed is. Voor hetzelfde geld had men een filmpje kunnen maken dat veel duidelijker en effectiever was geweest.