Wat de overheid kan doen
De overheid heeft diverse mogelijkheden om het probleem effectief aan te pakken. Tot nu toe heeft ze daar echter geen gebruik van gemaakt, waardoor de invoer van tijgermuggen kan doorgaan.
6.1 Handelsverbod en importbeperking Lucky bamboo

Het ministerie van VWS heeft in een interne nota zelf al vastgesteld dat de handel in Lucky bamboo eigenlijk verboden is vanwege het feit dat er mogelijk gezondheidsbedreigende tijgermuggen in aanwezig zijn. De VWA zou daar nu al tegen kunnen optreden, maar doet dat niet.
Inmiddels heeft het ministerie van VWS op grond van de Warenwet een ministeriële regeling opgesteld. In die regeling staat dat het verboden is om tijgermuggen met de Lucky bamboo in te voeren.
Het ministerie weigert dit verbod echter te handhaven. Zie Aanpak door overheid, paragraaf 3.8.
6.2 Optreden tegen verspreiding tijgermuggen
Naast de Warenwet kunnen nog andere wettelijke bepalingen worden ingezet om de verspreiding van tijgermuggen tegen te gaan.
Flora- en faunawet
Artikel 14 van de Flora- en faunawet bepaalt dat het zonder vergunning verboden is om dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten. Het brengen van tijgermuggen in een kas die voor de tijgermug ontsnappingsmogelijkheden bevat, kan als zodanig worden aangemerkt. De AID zou op basis hiervan kunnen optreden, maar doet dat tot op heden niet.
Arbeidsomstandighedenwet

Ook de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) biedt mogelijkheden voor aanpak van de tijgermug , gezien de hinder en ziekterisico’s die tijgermuggen met zich meebrengen voor de werknemers in de kassen.
Op grond van de artikel 3, eerste lid, van de Arbowet is de werkgever verplicht om de risico’s die de uitvoering van werkzaamheden voor zijn werknemers met zich meebrengt, zoveel mogelijk te beperken. Daarbij geldt als uitgangspunt dat – als dat redelijkerwijs mogelijk is - de werkgever zodanige maatregelen moet nemen dat de werknemer niet aan gevaren wordt blootgesteld. Omdat een tijgermuggenvrije import mogelijk is, handelt een werkgever in strijd met de wet als hij zijn werknemers blootstelt aan de hinder en risico’s van tijgermuggen. De Arbeidsinspectie zou hier tegen kunnen optreden, maar doet dat tot dusver niet.
Wet milieubeheer en Besluit glastuinbouw
Artikel 1.1.a. van de Wet milieubeheer houdt in dat burgers en bedrijven ten opzichte van het milieu een zorgplicht hebben. Deze bepaling is voor de glastuinbouw nader uitgewerkt in het Besluit glastuinbouw, bijlage 2, § 1.9. Overig algemeen.
Deze bepaling luidt:
1.9.1. Voorzover de voorschriften van dit besluit niet of in onvoldoende mate voorzien in een toereikende bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen die het glastuinbouwbedrijf kan veroorzaken, worden die gevolgen zoveel mogelijk voorkomen of, voorzover voorkomen niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt.
Het importeren van tijgermuggen in Nederland en het vervolgens (ook onbedoeld) laten ontsnappen van die dieren is in strijd met deze bepalingen. Dat blijkt ook uit het antwoord door de betrokken ministers op vraag 11 uit de eerste set kamervragen, gesteld door de Partij voor de Dieren. Zie
Media & parlement .
De gemeente zou hiertegen kunnen optreden, maar doet dit tot nu toe niet.
6.3 Stimuleren van meldingen en bewustmaken publiek

De overheid heeft de mogelijkheid om het publiek op te roepen om alle (mogelijke) waarnemingen van tijgermuggen te melden, zodat er snelle en gerichte bestrijding kan worden uitgevoerd.
Uiteraard is het dan wel van belang dat de overheid het publiek goed informeert over het uiterlijk en de eigenschappen van de mug, zodat valse meldingen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Het publiek kan gemotiveerd worden om alert te zijn door te wijzen op de hinder en gezondheidsrisico’s die de mug met zich meebrengt. Daarbij kan de overheid het publiek er op wijzen dat nalatigheid om snel in te grijpen kan leiden tot een schadelijke, onomkeerbare situatie.
6.4 Actieve opsporing en bestrijding

De overheid zou serieus en adequaat moeten reageren op meldingen vanuit de bevolking, maar zelf ook actief op zoek moeten gaan naar mogelijke vestigingsplaatsen van tijgermuggen. Onder meer kan gedacht worden aan de aanleg van een uitgebreid monitoringsnetwerk rond alle kassen waar Lucky bamboo staat. Monitoring is ook van belang rond de bedrijven die gestopt zijn met de invoer van Lucky bamboo, want niet uitgesloten is dat de tijgermuggen al naar buiten zijn ontsnapt toen de import nog plaatsvond.
Waar tijgermuggen worden gevonden zou de overheid moeten zorgdragen voor een snelle. effectieve en intensieve bestrijding, opdat gevestigde populaties worden uitgeroeid.
6.5 Onderzoek naar andere invoerroutes

Het RIVM heeft al in oktober 2005 aan de minister van VWS geadviseerd om onderzoek te doen naar andere invoerroutes dan Lucky bamboo, waarmee tijgermuggen mogelijk in Nederland terecht komen.
Te denken is bijvoorbeeld aan de invoer van andere planten met water of gel, gebruikte autobanden en vliegtuigbanden.
Tot op heden heeft de minister niets met dat advies gedaan.
6.6 Overleg en samenwerking met buurlanden

De Minister van VWS heeft al bij het sluiten van het eerste convenant (oktober 2006) toegezegd om zich in te spannen om op zo kort mogelijke termijn te komen tot Europese afspraken over de import van Lucky bamboo.
Uit de stukken die het ministerie - overigens pas na een WOB-verzoek - beschikbaar heeft gesteld, blijkt dat deze inspanning heeft bestaan uit een mailtje van een medewerkster van het RIVM aan een medewerker van het European Centre for Disease Control. Nadat daarop een nogal onbevredigend antwoord was ontvangen, zijn de inspanningen om te komen tot Europese afspraken over de import van Lucky bamboo gestaakt.
Toch is er een duidelijk wederzijds belang om het tijgermuggenprobleem internationaal aan de orde te stellen. Nederland wil niet dat tijgermuggen vanuit België en Duitsland het land binnenkomen, en vice versa.
Nederland heeft daarbij nog een extra verantwoordelijkheid binnen Europa, omdat zeer veel Lucky bamboo vanuit Nederland naar andere Europese landen wordt geëxporteerd.
Alle reden dus voor de minister van VWS om nu snel de al in oktober 2006 gemaakte afspraak over het maken van Europese afspraken serieus na te komen.
Uiteraard moet het starten van Europees overleg geen excuus zijn om op nationaal niveau stil te blijven zitten.